Er zijn twee methoden om landbouwproducten in kisten te bewaren: doorstroombewaring en langsstroombewaring. Bij doorstroombewaring wordt lucht direct door het product geblazen of gezogen met behulp van een ventilatiewand en productventilatoren. “Dit zorgt voor een snelle overdracht van kou, warmte en vocht, waardoor producten efficiënter drogen en de temperatuur gelijkmatiger blijft", aldus Harrie.
Kisten in het midden blijven warmer
Bij langsstroombewaring of ruimteventilatie wordt de luchtconditie in de gehele opslagruimte gestuurd. “Dit gebeurt minder direct en heeft als nadeel dat temperatuurverschillen kunnen ontstaan", zegt de Projectleider. “De kisten in het midden blijven bijvoorbeeld vaak warmer dan de kisten aan de buitenkant. Ook is de luchtverdeling minder efficiënt, wat kan leiden tot ongelijkmatige kieming bij pootaardappelen.”
Wanneer kies je voor welke methode?
Doorstroombewaring is met name geschikt voor gewassen die een droge bewaaromgeving vereisen. “Denk aan uien, die door hun dichte schil weinig vocht verliezen aan langsstromende lucht, of aardappelen, waar een kleine luchtstroom al voldoende is om het vocht op een gelijkmatig niveau te houden", aldus Harrie. Toch heeft deze methode ook nadelen. “Productventilatoren verbruiken extra energie en produceren warmte. Dit kan worden beperkt door de ventilatoren op een lager toerental te laten draaien – bijvoorbeeld op 40 procent – wat de warmteproductie met 96 procent vermindert.” Langsstroombewaring is juist wenselijk voor producten die minder droging nodig hebben. “Winterpeen en witlof bijvoorbeeld, verliezen bij een luchtstroom tot 18 keer meer vocht dan bij stilstaande lucht. Dit kan de kwaliteit negatief beïnvloeden. In zo’n geval is een groter temperatuurverschil beter dan overmatige indroging.”
Intern ventileren: niet altijd wenselijk
Een ander aspect van productbewaring is het intern ventileren na een koelactie. “Producten blijven vocht afgeven totdat de luchtvochtigheid in de opslag een bepaald niveau bereikt – bijvoorbeeld 93 procent bij aardappelen en 95-96 procent bij winterpeen", legt Harrie uit. “Zodra je opnieuw ventileert, vervang je die vochtige lucht door drogere lucht, waardoor het product weer vocht verliest. Dit gebeurt bij langsstroombewaring vooral aan de buitenkant van de kisten. Daarom is het belangrijk intern ventileren zoveel mogelijk te beperken.”
De juiste balans
Welke bewaarmethode het meest geschikt is, hangt af van het product en de bewaaromstandigheden. “Bij knolselderij moet je bijvoorbeeld afwegen of extra vochtonttrekking gewenst is. Voor aardappelen kan een klein beetje extra vochtonttrekking juist gunstig zijn om de temperatuur beter te reguleren en kieming te beperken.”
Met de juiste strategie kun je vochtverlies en kwaliteitsverlies minimaliseren. “Het draait allemaal om balans,” besluit Versluis. “Te veel vochtverlies kan nadelig zijn, maar te weinig droging kan ook problemen opleveren. Een goed ontworpen bewaarsysteem houdt rekening met beide factoren en zorgt voor een optimale bewaaromgeving.”
Zit artikel is in aangepaste vorm overgenomen van LandbouwMechanisatie