Bigvitaliteit houdt in Nederland de gemoederen van de varkenshouderij en samenleving bezig. Daarbij komt ook steeds de vraag naar voren of er een economisch optimale toomgrootte is. In opdracht van de stuurgroep Bigvitaliteit onderzocht Pijnenburg die vraag, in samenwerking met Wageningen Economic Research.
"Ons onderzoek spitste zich toe op tien uiteenlopende bedrijfssituaties. Er is gekeken naar verschillende productieniveaus en drie mogelijke oplossingen als overtollige speenbiggen verkopen, minder zeugen houden bij een gelijk aantal biggen of biggenplaatsen bijbouwen", zegt Pijnenburg.
Spenen
Stijgt de productie naar 105%, dan stijgen de opbrengsten € 4.000 per jaar. Maar stijgt de productie naar 120% en de extra biggen worden verkocht als speenbiggen, dan dalen de opbrengsten zelfs met € 11.000. Als het restkoppeltjes zijn, is speenbiggen verkopen al snel onrendabel.
Minder zeugen houden leidt bij de genoemde uitgangspunten tot een plus van € 13.000 bij 105% en een plus van € 25.000 bij 115%, waarna de meeropbrengst afvlakt naar € 24.000 bij 120% productie. Volgens sommigen in de sector is minder zeugen houden bij een hoge biggenprijs en hoge productiviteit eerder rendabel.
Prijs doorslaggevend
Biggenplaatsen bijbouwen laat een stijgende lijn zien van plus € 15.000 bij 105 % en een plus van € 43.000 bij een productieniveau van 120%. Biggenplaatsen bijbouwen is onder alle omstandigheden aantrekkelijk. De prijs kan in alle scenario's doorslaggevend zijn. Al moet bijbouwen wel mogelijk zijn, zowel wat betreft een vergunning als de financiering. "Het is vaak niet eenvoudig om simpelweg biggenhokken bij te bouwen, vooral vanwege de moeizame weg naar een nieuwe vergunning. De druk op het aantal plaatsen vertaald zich dan in een hogere bezetting of verkoop van biggen direct naar spenen", legt Pijnenburg uit.
Speenbiggen
Los van de maatschappelijke discussie over de grootte van tomen, is er uit economisch oogpunt geen optimum. Elke extra big levert geld op, maar dat stelt wel extra eisen aan het aantal biggenplaatsen, het vakmanschap van de ondernemer en de zorg voor biggen in de kraamstal. In het veld wordt dit ook wel 'finetunen' genoemd.
Genetische vooruitgang
Een lagere productiviteit is geen vanzelfsprekendheid. Genetische vooruitgang is een natuurlijk proces dat niet stil te zetten is. Anders zou volgens economen het gat tussen Nederland en concurrerende landen als Denemarken en Duitsland elk jaar groter worden.
Dit artikel is verschenen in Nieuwe Oogst.