Marc Strikkeling schetste in het plenaire deel de stand van zaken van het mestbeleid en van de opgave waar de sector voor staat. Hij constateert dat nog altijd 11 miljoen kilo fosfaat wordt geïmporteerd in de vorm van kunstmest. Dat zou anders moeten, vindt hij.
Importeren kunstmest én exporteren organische mest?
De rode draad in het verhaal van Marc was een kritische noot over de tegenstrijdigheid van het importeren van kunstmest, het exporteren van organische mest en de beperking op de mestproductie. In een overzicht toonde hij aan hoeveel mest we dan daadwerkelijk in ons land hebben en waar dus het probleem zit. De werkelijk fosfaatproductie van de afgelopen jaren overstijgt het gestelde fosfaatplafond. Marc stelt dat ook de productie van kunstmest behoorlijk milieubelastend is. Onze eigen organische mest moeten we tot waarde brengen om ons ‘mestprobleem’ te tackelen. “Te gek voor woorden”, vindt hij. “We doen al veel onderzoek en praktijkproeven om hier wat in te betekenen. De nadruk moet niet liggen op hoe we zo goedkoop mogelijk van onze mest afkomen. We moeten mest tot waarde brengen. Uit olie wordt ook benzine gehaald, maar dit is ook niet in één dag gelukt.”
Harm Wientjes gaf tijdens een drukbezochte praktijksessie een overzicht van de mogelijkheden van mestverwerking. Hij constateert dat de meeste export nu plaatsvindt als dikke fractie van gescheiden mest. Daarmee gaat veel organische stof de grens over, die we hier goed zouden kunnen gebruiken.
Mestverwerkingsinitiatieven in de regio
Vooral bij de melkveehouderij ziet Harm dat verwerken op het bedrijf toekomst heeft. “Door het grondgebonden karakter van melkveebedrijven is het beter mogelijk om producten uit mest te maken die op het eigen bedrijf hergebruikt kunnen worden. Het verwerken van bijvoorbeeld varkensmest op het bedrijf is vrijwel altijd duurder dan regionaal georganiseerde grote mestverwerkingsinitiatieven.
De varkensmest moet op transport en grootschalig verwerkt worden tot hoogwaardige producten voor de bemesting. De mest moet liever zelfs voor producten buiten de landbouw verwerkt worden om zodoende hogere toegevoegde waarde te realiseren. De koeienmest daarentegen kan lokaal worden verwerkt en optimaal worden ingezet in de regio. Dat betekent ook dat schaalgrootte van mestverwerking minder belangrijk is, maar juist maatwerk per bedrijf doorslaggevend is.”
Omstandigheden op het bedrijf en in de regio bepalen de beste oplossing. Het kopiëren van oplossingen die voor een ander bedrijf gelden of zelfs in een andere regio leidt niet tot optimalisatie.