Een behoorlijk deel van de 503 varkenshouders die hebben ingetekend op de stoppersregeling gaat toch niet meedoen. Aanvankelijk had Paul Bens verwacht dat 100 alsnog zouden afhaken, maar misschien worden dat wel 200 die doorgaan met het bedrijf. “Het vertrouwen in de komende jaren neemt toe”, merkt hij. “Dat is het voornaamste motief om de stoppersoptie niet te verzilveren.”
Toenemend vertrouwen
Dit toenemende vertrouwen is gebaseerd op ontwikkelingen in de wereldmarkt. “Je ziet een groeiende vraag, terwijl in het aanbod niet voorzien kan worden. Het vertrouwen is er dat die situatie een aantal jaren zo zal blijven. Ongetwijfeld zal een keer een verstoring optreden, maar als die na een paar maanden weg is, blijft die situatie van meer vraag dan aanbod overeind. Dat komt vooral door Afrikaanse varkenspest of kortetermijngevolgen van corona. Je ziet dat er nagenoeg geen gebieden zijn waar groei is in de varkenshouderij. Ze houden de centen in de zak. Er wordt niet geïnvesteerd in productie-uitbreiding, ook niet in Europa.”
Afname varkensstapel in Nederland
Ook in Nederland zal de varkenshouderij wel krimpen. “De varkensstapel zal afnemen door allerlei regelingen. Het gaat daarbij om verhoudingsgewijs meer zeugenbedrijven, dus ook hier komen minder biggen. Daar komt de afname door de stikstofregelingen bij. Al met al gaat dat naar 10 tot 15% minder varkensplaatsen. Ook in Nederland geldt dat schaalvergroting van alle tijden is. Er zijn partijen die een concept in de markt zetten, die zeker een rol willen spelen met soms wel 100.000 varkens. De boeiende vraag is hier, wie het werk gaat uitvoeren, met name aan de zeugenkant. In de vleesvarkenskant is dat redelijk goed te doen, maar er moeten wel biggen in die stallen. Door die blijvende situatie van vraag naar biggen, zijn met name voor toekomstgerichte gezinsbedrijven kansen in de zeugenhouderij om prima geld te verdienen.”
Gevolgen corona op varkenshouderij beperkt
Ook corona gaat op de lange termijn geen roet in het eten gooien verwacht Bens: “Mensen blijven eten. Vraag en afzet zijn aardig stabiel. Varkensvlees blijft gevraagd voor de consumptie. Het is niet zoals bij groente, fruit of kalfsvlees die nog meer afhankelijk zijn van horeca. Op de bedrijven zijn de coronavoorschriften goed invulbaar, waardoor je personeel aan het werk kunt houden. Wel is er zorg over buitenlands personeel. Aandacht voor de arbeidsvoorziening blijft nodig, dat was al een punt van zorg. Er zijn nu uitzendbureaus die naar de varkenshouderij kijken, terwijl ze die eerst niet interessant vonden om aanbod uit de industrie of uit andere land- en tuinbouwsectoren in weg te zetten.”
Meerdere locaties de norm
De positieve vooruitzichten van de varkenshouderij in Nederland in combinatie met de stoppende varkenshouders zorgt ervoor dat we opschuiven naar meer locaties per ondernemer voorspelt Bens. “Gemiddeld zitten we nu op 1,3 locaties per ondernemer, terwijl er veel ondernemers zijn die maar een locatie hebben. Ik denk dat we over tien jaar op een gemiddelde van ten minste twee locaties per ondernemer zitten. Belangrijk is ook de ontwikkeling van het produceren door integraties in een concept met bijvoorbeeld 100.000 vleesvarkens in zo’n integratie, zoals in Spanje. Zo’n hoog integratieniveau als in Spanje zie ik in Nederland niet komen. Daarvoor zijn de varkenshouders veel te veel gewend aan zelfstandigheid, maar het krijgt de komende tien jaar in Nederland wel meer vorm.”
Eerder verscheen over dit onderwerp ook een interview met Paul Bens in vakblad Boerderij op 4 mei 2020.