Volgens het schema voor de richtprijs was de kostprijs per september 2019 € 1,67 per kilo geslacht gewicht. Deze kostprijs is (mede) gebaseerd op de voerkosten van september 2019. Eind 2020 zijn deze voerkosten gestegen met ongeveer 2 procent.
We kennen allemaal het excuus dat deze gehele kostprijs niet vergoed hoeft te worden aan de varkenshouder, omdat het om de berekende kosten gaat. Veel gehoorde argumenten zijn dat er voldoende ruimte zit in de vergoeding voor arbeid en kapitaal en dat de bedrijven die het beter doen dan gemiddeld toch wel zullen doorgaan.
Het is correct dat in deze kostprijs een vergoeding is opgenomen voor de verrichte arbeid op cao-niveau, gebaseerd op alle vereiste uren om de noodzakelijke werkzaamheden te verzorgen.
Een voorbeeld: gezinsbedrijf met 500 zeugen
Wanneer je een gezinsbedrijf zou belonen met € 55.000 gezinsinkomen per jaar en daarbij de verwachting hebt dat ze daarvoor vijfhonderd zeugen kunnen verzorgen zonder verdere vreemde arbeid, dan kun je stellen dat ze dit voor € 110 per zeug blijven doen.
Vleesvarkensbedrijf: € 11 per jaarvarken
Voor het vleesvarkensbedrijf betekent dit bij een jaarinkomen van € 55.000 op vijfduizend vleesvarkens een vergoeding van € 11 per jaarvarken. Dan kom je per afgeleverde kilo op arbeidskosten van 7,5 cent, terwijl het schema uitging van 11,8 cent bij vergoeding op cao-niveau: dat is een verschil in kostprijs van 4,3 cent per kilo.
Als je de beloning op het totale vermogen buiten beschouwing laat (volgens het schema 7,6 cent) en alleen rente over vreemd vermogen telt (ik bereken dat op 4,5 cent), calculeer je de kostprijs scherper. Overigens zou geen beursgenoteerd bedrijf dat doen, maar passie mag wat kosten.
Rekenen met afschrijvingen
In de praktijk zie je dat er vaak gerekend wordt met aflossing van vreemd vermogen in plaats van afschrijvingen. De aflossing ligt per jaar maximaal op een gemiddelde van € 100 per zeug en € 20 per vleesvarken. Echter, houd bij het schema aan afschrijvingen € 188 per zeug en € 30 per gemiddeld aanwezig varken aan. Het verschil in de kostprijs zit dan ongeveer op 6 cent per kilo. Om tot een correcte kostprijs te komen is het, mijns inziens, realistischer om te rekenen met afschrijvingen. Met een aanpassing van de kostprijs op de arbeidskosten, rente over vreemd vermogen in plaats van beloning op totaal vermogen en afschrijving in plaats van aflossing, komt de kritieke kostprijs op € 1.536.
Gevolgen lage kostprijs
Wie zich dan realiseert dat de opbrengstprijs in de laatste vijf jaar, toch een periode met een aantal erg 'goede varkensjaren' als je de publicaties mag geloven, € 1.50 per kilo is geweest wordt toch aan het denken gezet.
Bij discussies over de toekomst van de sector hebben we het bij dit kostprijsniveau dus over een uitboerend bedrijf. Immers, de groeiers komen niet weg met arbeidskosten omdat ze steeds meer op vreemde arbeid aangewezen zijn. Daarbij is het niet realistisch, uitgaande van de hoogte van het bedrag aan aflossingen, om aan continuïteit te denken.
Kortom, we moeten ons realiseren dat onze opbrengstprijs boven dit niveau moet liggen, anders zal op termijn de sectoromvang onherroepelijk krimpen. Want wie wil en kan er in de toekomst dan nog varkens houden in Nederland? Voor de blijvers met een lagere kostprijs zit er nog wel ruimte, maar ook zij realiseren zich steeds meer dat schaalvergroting evenzeer voor hen leidt tot een hogere kostprijs.
Aandacht voor een opbrengstprijs die 'kostprijs plus' volgt, is voor de hele keten steeds belangrijker om de productie van dit kwalitatief mooie product in stand te kunnen houden.
Deze blog van Paul Bens is verschenen op de website van varkens.nl